“Het is een doorsnee donderdag, een dag als geen ander. Mijn oudste dochters zitten op school en ik ben thuis met mijn zoontje van tweeënhalf en dochter van acht weken en buig me over het huishouden. Ik wil net de was gaan ophangen als mijn telefoon gaat. Een mooi excuus om het huishoudelijk werk nog even uit te stellen denk ik nog.
Ik pak mijn telefoon en zie: REANIMATIE. Mijn hartslag versnelt. Ik kan wat doen, ik wil wat doen! Ik bel direct mijn lieve vriendin en buurvrouw op. Op het moment dat ze opneemt zeg ik: “hallo, ben je thuis, ik heb een reanimatie-oproep, de kinderen…” Meer woorden heb ik niet nodig. “Ik kom er aan”, zegt ze, “ga maar vast”. Ik spring in mijn schoenen en grijp de sleutel en pak mijn elektrische fiets. Daarmee kan ik er snel zijn.
Dan heeft mijn zoontje door dat ik wegga en raakt in paniek. Hoezo vertrekt mama zonder mij? Ik besluit te wachten tot de buurvrouw er is. Reanimatie oké, maar ik wil wel de kinderen veilig achter laten. Dit hoort daar ook bij. Zodra de buurvrouw in het zicht van mijn zoontje is, zwaai ik een handkusje zijn kant op en fiets weg.
Op de fiets praat ik mezelf moed in en maak ik mij mentaal klaar voor wat ik aan ga treffen. Ik kom aan bij het adres, het is een bedrijf. Er staat een man buiten. Hij is verward, of beter gezegd gechoqueerd. Hij moet er vast bij horen denk ik. “Reanimatie” roep ik hem toe, hij wijst, “ja daar!” Als ik het pand binnenkom heb ik het gevoel dat ik een filmset binnenloop. Ik zie mijzelf in slowmotion de hal in hollen, “reanimatie, waar?” roep ik naar een paar mannen. Ze wijzen en ik ren er naartoe. Daar ligt inderdaad iemand op de grond en de situatie is benauwend. Het is duidelijk dat reanimatie nodig is en er zijn al twee collega´s aan het reanimeren. Ook is er al een AED aangesloten.
Een van de mannen die aan het reanimeren is, spreekt geen Nederlands dus richt ik mij in eerste instantie op degene waar ik mee kan communiceren. “Wat is er gebeurd?” vraag ik om een beeld te krijgen van wat ik zie. Het slachtoffer moet hard zijn hoofd hebben gestoten terwijl hij op de grond viel, wat de situatie des te intenser maakt. Ik krijg een kort verslag van een van de mannen en hij vraagt me of hij het goed doet. Ik kijk met hem mee. Maar zelf ben ik ook wat onzeker, ik heb het immers ook nog nooit eerder gedaan.
Dan arriveert er nog een burgerhulpverlener en samen nemen we de reanimatie van de twee mannen over. Het is overweldigend, dit gebeurt echt! Het ziet er niet goed uit voor het slachtoffer, maar we vechten door. Ik doe de compressies terwijl de andere burgerhulpverlener beademt.
Als de ambulanceverpleegkundigen binnenkomen, ga ik door met reanimeren. Ik voel mijn buikspieren verkrampen; acht weken na een bevalling zijn ze er nog niet echt. Dan nemen de hulpverleners de reanimatie over en raak ik overmand door mijn emoties. Terwijl ik opkrabbel en afstand neem, voelt het weer als een slechte scene uit een film.
Ik zie de collega’s van het slachtoffer er witjes weggetrokken bij staan. Het zijn stoere, sterke mannen, die er nu ontdaan en geschrokken uit zien. Ik stap op ze af en ik adviseer ze te gaan zitten en wat te drinken.
De hulpverleners doen hun werk en zetten het apparaat in wat de reanimatie automatisch voor hen doet. Ook leggen ze een infuus aan; ze vechten keihard voor zijn leven. Ik sta met mijn mede-burgerhulpverlener op afstand te kijken. We praten na en komen tot de conclusie dat we het goed hebben gedaan.
Maar dan is daar het moment. “We staken de reanimatie”. De woorden van de ambulanceverpleegkundige komen hard bij mij binnen. Wat we allemaal al dachten, is nu bevestigd. De reanimatie ging niet meer slagen. Met het uitspreken van die woorden veranderde alles. Waar hoop was, is nu niks meer.
Een agent komt naar ons toe en stelt ons wat vragen. Ik vraag daarna of we mogen gaan. Zodra we weglopen rennen er nog twee ambulancebroeders achter ons aan. Ze schudden onze handen, warm en begripvol. Ze hebben respect dat we er zijn geweest en zo gevochten hebben. Mijn mede-burgerhulpverlener schiet vol. Ik schoot al vol toen ik met de agent sprak. Het mag er zijn. Het is goed. Ik zeg dat ik ondanks de nare afloop, wel wegga met een goed gevoel. Want ik heb alles gegeven, meer dan ik gedaan heb, kon ik ook echt niet. Ik deed het met mijn hart en het was goed. En met die gedachte ga ik ook weer huiswaarts.
Thuis is alles onder controle en het normale leven gaat weer door. Ik praat na met de buurvrouw, mijn man en mijn ouders. Ik heb het nodig. Die nare ontzwangeringshormonen maken het allemaal nog iets heftiger. Regelmatig zie ik het slachtoffer voor mijn ogen verschijnen en speelt alles zich als een film in mijn hoofd af. Details van de ruimte staan in mijn geheugen gegrift. Gek hoeveel sterker je zintuigen zijn onder adrenaline. Mijn buik brand, wat vast een fikse spierpijn gaat worden. Maar het is oké, want ik kan morgen weer dansen en het leven vieren. Voordat ik mijn dochtertje haar voeding geef, pak ik haar even heel stevig vast. “Ik hou van je”, fluister ik zachtjes in haar oor.
Het is nu een dag later. Ik was bang er slecht van te slapen, maar ik heb erg goed geslapen. Af en toe zag ik het slachtoffer nog wel voor me, maar niet meer met hetzelfde gevoel als direct na de reanimatie. Ik weet dat ik het goed heb gedaan.
Reanimeren is ingrijpend. Het is het meest zware, maar ook het meest dankbare wat ik de afgelopen tijd heb gedaan. Ik heb me stevig vergist in wat de impact zou zijn als ik ooit moest reanimeren. Je kunt je daar niet echt op voorbereiden, maar ik ben blij dat ik heb ontdekt dat ik goed functioneer in een noodsituatie. Of ik het weer zou doen is voor mij geen vraag, zonder twijfel!”
Rust zacht beste man.
HartslagNu alarmeert je met telefoonnummer
+31 642500512
Kun jij makkelijk vinden wat je zoekt?